De begraafplaats

D

Stilte met jaartallen

Het pad loopt zonder haast langs stenen die de tijd in kleine stukken hebben gehakt. Het gras weet hoe je zacht loopt. Namen liggen hier als kiezels na regen: donkerder, leesbaarder, even zwaarder in de hand.

Je kunt het ook nuchter zeggen: dit is het vak van 1829, het oudste deel. Er is geteld, schoongemaakt, gefotografeerd; wat leesbaar was, is gekoppeld aan archieven. Van 274 graven weten ze nu bij 270 precies wie waar ligt. Het is een geruststelling die nergens luid wordt.

De letters hoeven niets te bewijzen. Ze staan, ze verbleken, ze vragen soms om schaduw met je hand. Er groeit mos in de L van liefde. De jaartallen maken zinnen zonder werkwoord. Tussen twee data staat een leven; wij vullen het niet in. We lopen door.

Het waait vaak iets minder hard tussen de coniferen. Wind en vogels houden hier rekening met leestekens. Een foto in jezelf, dan een stap. Iemand zet een steentje op een rand. Iemand anders veegt, zonder de reden uit te spreken. Rouw is hier geen gebeurtenis, maar een vaardigheid die het dorp van elkaar leert.

Een kind wil de oudste steen zien. “Die bestaat niet,” zeg ik. “Er zijn alleen eerste plekken.” We staan bij een rij waar de randen verdwenen zijn. Het licht schuift er voorzichtig overheen, alsof het de namen eerst nog even wil uitspreken voor het verder gaat.

Aan een graf staat een vaas met drie bloemen; twee houden zich en één is al over de helft. Ik weet niet of er vandaag iemand komt. De stilte sluit dat niet uit. In de verte zeurt verkeer als regen die niet bij het weerbericht paste. Het komt niet verder dan de heg.

Er is ook het nieuwe, natuurlijk—gebied 1904 en later, foto’s die nog scherp zijn, steensoorten die hun best doen op eeuwigheid. Maar zelfs nieuw is hier oud van zin; alles tekent zich af tegen wat blijft. Wie het zoekt, vindt op internet hele lijsten, kaarten, beelden—zorgvuldig als een handschrift. Maar het lopen zelf kun je niet downloaden.

Af en toe lees ik een naam hardop. Niet omdat het moet, maar omdat zeggen is wat we nog kunnen. De klinkers gaan iets trager, de medeklinkers durven minder; de lucht luistert welwillend. Het is begin van de middag. Het licht kiest geen partij. Een merel trekt een zucht uit de heg en vliegt verder.

Wat hier troost geeft, is niet het antwoord, maar de ordening. Rij naast rij, en toch nergens echt symmetrie. Een plek waar toevallig precies genoeg ruimte is om te blijven staan. Ergens een onleesbaar stuk, ergens een datum die je kent uit de verhalen van de keukentafel. Het dorp ligt hier niet begraven; het ligt hier op alfabet.

Bij het hek hoor je gewoon weer de straat. Iemand draait de sleutel in de fiets, iemand telt boodschappen. Achter me blijft het gras dezelfde kleur. Ik buig even mijn hoofd, voor niemand en iedereen. Dan knoop ik mijn jas dicht. De namen kunnen het zonder mij; dat is hun werk.

Groet uit Rolde,
Jans

Over de auteur

Door Jans

Jans

Get in touch

Quickly communicate covalent niche markets for maintainable sources. Collaboratively harness resource sucking experiences whereas cost effective meta-services.