De heide in bloei
De hei staat aan. Niet luid, maar beslist. Alsof iemand het licht op paars heeft gedraaid en vergeten is het uit te doen. De lucht erboven wordt er stiller van.
Je loopt het veld op en de grond veert een fractie mee. Zand dat zich bedenkt, mos dat dempt, paadjes die niet vragen maar aanwijzen. Bij elke stap ruik je iets warms, iets van honing dat nergens precies begint. De bijen weten het wel. Ze hangen als komma’s in de lucht en maken van de stilte een zin.
Hier heeft kleur geduld. Geen uitroepteken, eerder een adem die langer wordt. De struikjes bloeien niet tegelijk; ze zijn familie, maar geen koor. Daarom voelt het echt. Je ziet stroken, vlekken, eilanden van paars die tegen het geel van gras en het vaal van zand leunen. Soms schiet er een pluk zilvergroen tussen: een berkje dat vergeten is klein te blijven.
De wind leest het veld van links naar rechts. Hij aait niet; hij bladert. Je hoort een leeuwerik ergens waar je hem niet kunt aanwijzen. Zijn lied is het dunne touwtje dat de hemel aan de aarde knoopt. In de verte schuift de schaapskudde traag, een rimpel met wol, en de hond tekent er een rand om. Niemand haast zich. De klok die hier tikt, is ouder dan wij.
Als je stilstaat, merk je hoe weinig je nodig hebt om vol te worden. Een paarse rand langs het pad. De schaduw van een wolk die traag een vorm probeert. Een krekel die gelijk krijgt. Het Balloërveld vraagt niet om woorden, het vraagt om tijd. Wie nog nooit hei in bloei zag, denkt misschien aan paarse verf. Maar het is eerder een temperatuur. Een toonhoogte. Je stapt erin, en je hoort jezelf lager spreken.
Je kunt de glooiing lezen als regels: een zin die omhoog gaat, een rustpunt, dan een zachte daling. Aan de rand ligt de zandverstuiving als een gedachte die even wegwaait. Middenin een kom, de kuil die het licht verzamelt. De middag houdt daar langer stand; wie blijft staan, ziet het.
Soms trekt de wind iets aan je mouw. Terug, lijkt hij te zeggen, kom nog een stukje. Dan opent zich een vlak waar het paars dieper is, alsof er vanonder het veld een gloed opsteekt. Geen spektakel, wel een belofte: volgende week is het anders, en toch hetzelfde. Dat is de rijkdom hier: het herhalen zonder zich te vervelen.
Aan het einde van de dag kleurt de hei nog eenmaal donkerder, net voor grijs. De bijen vallen stil. De hond rolt het laatste stukje kudde op. Je draait je om en het pad werkt mee, alsof het blij is dat het je terug mag brengen. In je jas blijft iets hangen van honing en wind. Dat blijft nog even.
Groet uit Rolde,
Jans